Na een dag met heftige buikpijn werd ik op 11 augustus 2001 voor het eerst in 45 jaar opgenomen in een streekziekenhuis. Het bleek een blindedarmontsteking te zijn en de appendix moest eruit. Die zelfde avond vond de ingreep plaats. Anderhalve dag later stagneerde mijn herstel. Het ontslag was al aangekondigd. Ik voelde me erg beroerd, had neigingen tot braken en was futloos. Deze verschijnselen werden steeds erger en niemand wist waardoor dit werd veroorzaakt. Het was bloedheet, maar ik mocht niet drinken, terwijl anderen op de kamer flessen vol wegwerkten. Via het infuus werd vocht toegediend. Ondertussen werd ik gesloopt. De behandelend arts vond het vreemd. Van verhoging was amper sprake. Men wist niets anders aan te geven dan dat het herstel wel wat lang duurde. De wond was opgezet en rood van kleur. Het idee was dat door te koelen met ijs dit wel zou zijn te verhelpen. De tijd verstreek en de wond op mijn buik steeds pijnlijker. De pijn breidde zich uit tot op mijn rug. Enkele dagen later werd ik doodziek en zelfs verward. Ik was niet meer in staat om te lopen, laat staan om mijzelf te verzorgen. Dit was voor de artsen het signaal dat er iets bijzonders aan de hand was. Het ene onderzoek na het andere volgde. Uiteindelijk ging ik terug naar de operatiekamer en werd de wond geopend.

In de wond zat een infectie met de naam ‘Necrotiserende fasciitis (NF)’. De schade bleek enorm; er was veel huid en spierweefsel aangetast en dat was al aan het afsterven (necrotiseren) als gevolg van die infectie. Ook zaten er diverse abcessen diep in het onderlichaam.

Ik werd overgebracht naar de IC van het ziekenhuis en mijn vrouw en kinderen werden ingelicht over de zeer grote ernst van de infectie en haar uitwerking. Het was een enorme confrontatie met een onbekend fenomeen wat in de volksmond ook wel een ‘vleesetende bacterie’ wordt genoemd. Een zichtbaar begin van een enorme aanslag op mijn leven. Ik had inmiddels 5 dagen geknokt en gehoopt dat het zou verbeteren; achteraf gezien kansloos.

De behandeling was gericht op het overleven en er werd geprobeerd deze ‘veenbrand’ te blussen met zwaar geschut aan medicijnen. Een noodzakelijke operatie werd uitgesteld, omdat ik dit niet zou overleven. Zelf weet ik niets meer van deze dag en de 10 dagen die daarop volgden. Zondag 18 augustus werd een spannende dag; het was alles of niets. Gedurende een operatie van ruim 5 uur werd al het aangetaste weefsel verwijderd via agressieve chirurgie. Vanuit het oorspronkelijke wondgebied via de onderrug tot aan de andere kant van het lichaam. Uiteindelijk werd in totaal 11 % huid verwijderd. Ook is er ruim een derde van de buikspieren weggehaald omdat deze waren aangetast. Deze ingreep was niet zonder complicaties; organen vielen uit gevolgd door een sepsis. [Sepsis heet in de volksmond bloedvergiftiging]. In de dagen erna volgden nog twee ingrepen om enerzijds aangetast weefsel te verwijderen en anderzijds om de wonden te inspecteren op aanwezigheid van deze infectie.

Om het enorme huidverlies te behandelen is contact gezocht met een brandwondencentrum. Dit had nogal wat voeten in de aarde. Men zit daar niet zit te wachten op een patiënt die mogelijk nog niet voor 100 procent vrij is van een dergelijke infectie. Gelukkig kon ik in Beverwijk terecht voor behandeling, niet in het Brandwondencentrum zelf, maar op de IC. Onder narcose ben ik vervoerd naar een voor mij, op dat moment, totaal vreemde omgeving. Toen ik bij kwam kon ik vanwege de beademing niet praten, maar ik had wel heel veel vragen. Al met al een zeer zware confrontatie! Gelukkig was mijn vrouw er. Zij logeerde zolang in het ‘Kiwanishuis’.

Toen kwam de confrontatie met mijzelf en de onwerkelijke werkelijkheid. Wat was er gebeurd? Een blindedarmoperatie, gevolgd door het nagenoeg opgegeven zijn door behandelend artsen en dan naar Beverwijk omdat er zoveel huid verdwenen is. Hoe kan dit? Dit is onmenselijk, verschrikkelijk, maar…… ik moet en wil er weer bovenop!!! Voor mij was dit bijna niet te bevatten al voelde ik veel pijn in heel mijn lichaam. Het besef dat er iets zeer ernstigs aan de hand was. Mijn zorg was groot maar voor diegene om mij heen nog vele malen groter, want zij wisten veel meer dan ik. De infectie, NF, is zeer zeldzaam; 4 op de 1 miljoen mensen komt hier op jaarbasis mee in aanraking.

Na 10 dagen afzondering op de IC werd ik ondergebracht in een Box van het Brandwondencentrum. Steeds weer kwam het besef dat ik best wel veel pech heb gehad, maar uiteindelijk iets meer geluk anders kun je zoiets niet navertellen. Gelukkig was ik nog steeds in staat om de strijd te leveren die noodzakelijk was om elke dag weer tot een goed einde te brengen. De noodzakelijke verbandwisselingen elke dag waren zwaar, maar het was op te brengen. Immers, ik wilde terug naar mijn oude situatie qua wonen en werken.

In de box voelde ik me eenzaam. De zorg was fantastisch. Het vele bezoek vaak vermoeiend, maar wel prettig. De tijd duurde lang. De intensieve verzorging gaf een zeker gevoel van veiligheid, al besefte ik best dat de weg nog lang zou zijn. Mentaal kreeg ik de nodige steun en dat was nodig. Ik had veel moeite met de machteloze situatie waarin ik zat; die afhankelijkheid en de acceptatie daarvan. Dit nog los van de onzekerheid over ‘Hoe straks?’. Het is prettig dat de hulpverlening weet waar je het over hebt en ondersteuning kan geven binnen de situatie waarin jij je op dat moment bevindt.

De transplantaten groeiden uitstekend op mijn derdegraads wonden. Mijn lichaam werd steeds minder kwetsbaar. Alleen de smalle randen vormen een overgangsgebied naar de normale huid. Nog enkele transplantaties volgden, omdat ‘hier en daar er nog wat bij tussen moest’ aldus de behandelend arts.

Eind oktober, na 11 operaties in 11 weken, volgde het ontslag. Het koste veel moeite om de veilige omgeving los te laten. Als overbrugging logeerde ook ik enkele dagen in het Kiwanishuis. Eenmaal thuis dacht ik: “Nu heb ik het overwonnen”. Toen bleek dat de 2de helft nog moest beginnen. Erg zwak maar nog steeds strijdlustig begon ik aan de tijd van therapie, met daarnaast de verzorging door de thuiszorg. De strakke huid trok enorm, het gemis van buikspieren bleek groot. Er zat geen samenhang meer in het lichaam. Moeizaam pakte ik weer wat klusjes op, maar mijn lichaam protesteerde vaak. Al vrij snel kreeg ik te maken met het mentale verwerkingsproces van datgene wat mij was overkomen. Nooit heb ik kunnen denken dat zoiets zo zwaar kan zijn. Emmers vol met tranen, piekeren en zoeken naar oplossingen die niet bestonden. Het gemis van referentie kaders maakte het extra lastig, immers, zoiets had ik nog nooit meegemaakt. Na enkele maanden knokken voelde ik me steeds sterker. Helaas werden de lichamelijke problemen steeds groter.

Na ruim een half jaar volgde weer een reconstructieve operatie die de kwaliteit van leven zou moeten verbeteren. Deze operatie is redelijk gelukt. ‘Redelijk’, omdat mijn verwachting te hoog bleek te zijn. Tijdens deze periode leerde ik ook weer meer mensen kennen die met littekens te maken hadden. Op de afdeling plastische chirurgie was het een komen en gaan van voormalige slachtoffers. De vele mensen met een abonnement op deze afdeling hebben mij instaat gesteld mijn eigen positie beter te kennen. De positieve sfeer die ik bij velen voelde deed mij goed.

De behandelend arts sprak duidelijke taal waardoor het voor mij mogelijk was om een zware keuze te maken. Wel of niet stoppen met mijn levenswerk was de keus. “Was dit wel een keus?” Twee jaar na het voorval heb ik mijn veestapel uitgezwaaid. Nooit heb ik daar aan willen denken, maar het versterkte relativeringsvermogen bood mij steun. Immers: “Wat is belangrijk? Waar gaat het om in het leven?” Vragen die beantwoord moesten worden door mij en mijn gezin. Daarom nu geen koeien meer op onze boerderij, maar wel jonge dieren en daarnaast nog de gronden die bewerkt moeten worden. Dit, gecombineerd met bestuurlijk werk geeft mij een acceptabele en passende invulling van mijn huidige leven.

Lotgenoten heb ik leren kennen via de Vereniging van Mensen met Brandwonden. Het was heel bijzonder toen we voor het eerst bij elkaar zaten. Alle personen waren medisch opgegeven en liepen toch allemaal weer op eigen benen rond. Bijzonder was te vernemen dat een ieder zich best happy voelde al heeft elk daarvoor wel een hele zware strijd moeten leveren….. en nog steeds. Bijna allen met zeer grote littekens, zelden in het gezicht. Als oorzaak is geen exacte reden aan te geven. Voor mij was de eerste operatie de aanleiding en niet de oorzaak van de infectie.

Een verlaagde weerstand tezamen met een huiddefect, hoe klein dan ook, kan al leiden tot het ontstaan van deze infectie. Een infectie als gevolg van een lichaamseigen bacterie die zich met een bacterie van elders heeft vervormd tot een zeer agressieve en genadeloze variant. Deze ‘nieuwe’ bacterie kan een menselijk lichaam in een korte tijd totaal verwoesten. Helaas komt het ook nu nog steeds voor.

Nu, ruim 5 jaar later, blijkt dat ik lichamelijk het nodige heb moeten inleveren, maar dat ik er wel heel veel levenservaring voor heb teruggekregen. Los van het negatieve, is het zeer interessant te weten hoe je lichaam en geest in elkaar zaten ten tijde van. “Waartoe ben je destijds in staat geweest?” Ook het besef dat je niet altijd pech kunt hebben in het leven. Natuurlijk kon ik het niet alleen, maar anderzijds moest ik het wel ‘zelf’doen. Ik ben best trots op mijzelf dat ik hier uit ben gekomen, maar ik hoop het nooit meer opnieuw mee te moeten maken. Bewegend in een elastieken harnas en met meerdere kunststof matten in mijn lichaam blijf ik op de been. Veel lichamelijke littekens en daarnaast één groot onzichtbaar litteken in mijn geest tekenen mij. De last is ondergeschikt aan het positieve effect dat ik er voor terug krijg. Zodoende houd ik het vol.

Nog steeds kom ik mensen tegen die mij vragen naar datgene wat mij is overkomen. Indien het om echte belangstelling gaat, ga ik erop in en vertel erover. Immers, zoiets kun je volgens mij nooit meer vergeten. De positieve dingen kunnen zien over een dergelijke periode en er ook positief over praten is ook voor jezelf belangrijk. Ik merk nog steeds dat anderen hier best vaak wat aan hebben, ook al neem je dit niet altijd direct waar.

Ik ‘pluk’ elke dag en probeer er het beste van te maken. Volgens mij is het leven altijd de moeite waard, al ben ik ook mensen tegen gekomen die dat niet vinden………helaas!