Gestart in 2007

Projectduur: 4 jaar

Projectleider: Nancy E.E Loey – Vereniging Samenwerkende Brandwondencentra Nederland

Doel
Dit onderzoek heeft als doelstelling het documenteren van gedragsproblemen bij jonge kinderen met brandwonden van 0 – 5 jaar en het beschrijven van voorspellers die bijdragen aan gedragsproblemen. Speciale aandacht wordt besteed aan de mogelijke rol van pijn als voorspellers van gedragsproblemen.

Achtergrond
De groep kinderen van 0 – 4 jaar is een kwetsbare groep om brandwonden op te lopen door de snelle ontwikkeling van motorische en exploratieve vaardigheden in deze leeftijd. Er is echter zeer weinig onderzoek gedaan naar gedragsproblemen bij deze kinderen. Uit onderzoeksgegevens bij oudere kinderen met brandwonden en jonge kinderen (niet-brandwonden gerelateerd) blijkt dat een groep kinderen ernstige psychische problemen ontwikkelt na het trauma. Daarom is longitudinaal onderzoek naar prevalentie en voorspellers van ernstige psychische problematiek noodzakelijk.

Methode
Cohortstudie met longitudinaal verloop bij kinderen van 0 – 5 jaar die opgenomen worden in een Nederlands of Belgisch brandwondencentrum. Metingen vinden plaats op volgende tijdstippen: 1, 2 en 4 weken en vervolgens 3, 6, 12 en 18 maanden post burn. Ouders van de betreffende kinderen vullen vragenlijsten in over eigen reactie op het trauma, coping stijl en observatie van het gedrag van hun kind.

Verwacht resultaat
Wij verwachten een beeld te krijgen van de grootte van de problematiek door de scores op de observatielijst te vergelijken met normpopulaties, waarbij gekeken zal worden naar het percentage dat problemen vertoont in de klinische grens en daarboven. Verder hopen we voorspellers te vinden van problemen waardoor de hulpverlening beter kan inspelen op behoeften van kind en ouders ten einde problemen daarmee te voorkomen door vroegtijdig te behandelen.

Beknopte samenvatting van de voorlopige resultaten
Met een groot gedeelte van de 0 tot 5-jarige kinderen met brandwonden lijkt het met het oog op gedrag goed te gaan. Toch beoordeelt circa 1 op de 5 à 10 ouders dat het gedrag van hun kind zorgen baart. Moeders rapporteren hogere probleemscores met betrekking tot het gedrag van hun kind dan vaders. In het vervolg van dit onderzoek is het mogelijk hier nader op in te gaan door het longitudinale verloop van de rapportages van vaders en moeders met betrekking tot het gedrag van het kind, eventuele verschillen hiertussen en de factoren die hierop van invloed zijn (bijvoorbeeld coping stijl of psychische reacties van de ouder) te bestuderen.

Voorts blijkt uit de voorlopige gegevens dat ouders kort na het ongeval wellicht meer psychisch getroffen zijn dan het kind zelf. In deze tussenrapportage is gekeken naar de traumatische stress symptomen van de ouder. Een groot gedeelte van de ouders heeft klinisch hoge stress scores in de eerste maand van het brandwondenongeval: ruim de helft van de moeders en een kwart van de vaders. Ook 3 maanden na het brandwondenongeval rapporteert nog een aanzienlijk gedeelte van de ouders, en dan met name de moeders (38%), een verhoogde stress score. Er is een duidelijk verschil tussen het stressniveau van moeders en vaders. Het vervolg van het onderzoek moet duidelijk maken welke factoren met dit verschil samenhangen en welke impact de stress reacties van de ouders op hun beurt op kind- en gezinsvariabelen kunnen hebben.

Vanwege de momenteel nog beperkte steekproefgrootte is slechts een klein aantal predictoren van probleemgedrag van het kind onderzocht. Desalniettemin lijkt het in belangrijke mate zo te zijn dat de reactie van de ouder op het ongeval, in dit geval de traumatische stress reactie, een gedeelte van het probleemgedrag van het kind kan voorspellen. Hoe meer traumatische stress een ouder rapporteert, hoe meer probleemgedrag de ouder constateert bij het kind. Naarmate de steekproefgrootte groeit, zal het ook mogelijk worden andere predictoren van het probleemgedrag te onderzoeken, zodat er onder andere voor hulpverleners die nazorg bieden aan kinderen met brandwonden en hun ouders meer kennis beschikbaar komt over het verloop van eventuele psychosociale problemen na het brandwondenongeval en belangrijke punten voor het screenen op persisterende problemen opgesteld kunnen worden.

Concluderend kunnen we stellen dat het onderzoek volgens plan verloopt; het ziet er naar uit dat het beoogd aantal kinderen geïncludeerd kan worden binnen de looptijd van het onderzoek. Dit is vooralsnog de eerste prospectieve longitudinale studie met relatief grote omvang, inclusie van vaders en langdurige follow-up in een populatie van jonge kinderen met brandwonden en kan daarmee bijdragen aan het genereren van nieuwe wetenschappelijke inzichten. Uit deze tussenrapportage blijkt dat deze studie ook voor de praktijk interessante resultaten oplevert. In het vervolg van de studie willen we uitzoeken hoe de stresssymptomen bij ouders en gedragsproblemen bij het kind zich verder ontwikkelen, met welke factoren herstel samenhangt en of we aangrijpingspunten kunnen vinden voor vroege interventies voor de groep die niet herstelt.

print